Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
koor, zanggroep
a group of singers who perform together, particularly in religious ceremonies or in public
Voorbeelden
The church choir sang hymns during the Sunday morning service.
Het koor van de kerk zong hymnen tijdens de zondagochtenddienst.
She joined the school choir to participate in the annual holiday concert.
Ze sloot zich aan bij het schoolkoor om deel te nemen aan het jaarlijkse vakantieconcert.
02
koor, koorgedeelte
an area in a church that is occasionally occupied by a group of singers performing together while religious ceremonies are held
03
koor, instrumentaal ensemble
a family of similar musical instrument playing together
to choir
01
zingen in een koor, deel uitmaken van een koor
to sing or perform as part of a choir or choral group
Voorbeelden
They choir every Sunday at the church service, lifting their voices in hymns.
Ze zingen in koor elke zondag tijdens de kerkdienst, hun stemmen verheffend in hymnen.
She choired with her classmates in the school, preparing for the upcoming concert.
Ze zong in het koor met haar klasgenoten op school, zich voorbereidend op het komende concert.
Lexicale Boom
choral
choral
choir
