Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to go together
[phrase form: go]
01
bij elkaar passen, elkaar aanvullen
to complement and suit each other when combined or placed together
Intransitive
Voorbeelden
Chocolate and strawberries go together perfectly for a delicious dessert.
Chocolade en aardbeien passen perfect bij elkaar voor een heerlijk dessert.
The color scheme of the room is carefully chosen so that the curtains and the furniture go together.
Het kleurenschema van de kamer is zorgvuldig gekozen zodat de gordijnen en het meubilair bij elkaar passen.
02
samen gaan, naast elkaar bestaan
to exist or occur at the same time or in the same place as something else
Intransitive
Voorbeelden
In most cultures, celebrations and music go together.
In de meeste culturen gaan vieringen en muziek hand in hand.
In history, great achievements and challenges often go together.
In de geschiedenis gaan grote prestaties en uitdagingen vaak hand in hand.
03
samen uitgaan, in een relatie zijn
to be in a romantic relationship
Voorbeelden
I did n’t know Jake and Lisa go together now!
Ik wist niet dat Jake en Lisa nu samen zijn!
They ’ve been going together since high school.
Ze gaan al samen sinds de middelbare school.



























