Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
zwaan, watervogel
a large bird that is normally white, has a long neck and lives on or around water
Voorbeelden
The swan glided serenely across the calm surface of the lake, its reflection shimmering in the water.
De zwaan gleed rustig over het kalme oppervlak van het meer, zijn reflectie glinsterend in het water.
Swans mate for life, forming strong bonds with their partners and raising their cygnets together.
Zwanen vormen een paar voor het leven, bouwen sterke banden op met hun partners en voeden hun jongen samen op.
to swan
01
zweren, plechtig verklaren
to declare or affirm solemnly and formally as true
02
rondzwerven, dolen
move about aimlessly or without any destination, often in search of food or employment
03
majestueus glijden, zich majestueus bewegen
sweep majestically



























