Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to belt up
[phrase form: belt]
01
zijn mond houden, dichtklappen
to suddenly become silent or stop talking
Voorbeelden
The boss expected the employees to belt up and get back to work.
De baas verwachtte dat de werknemers hun mond zouden houden en weer aan het werk zouden gaan.
The teacher signaled for the class to belt up and prepare for the lesson.
De leraar gaf de klas een teken om stil te zijn en zich voor te bereiden op de les.
02
de gordel omdoen, zich vastgespen
to secure oneself in a vehicle by putting on a seat belt
Voorbeelden
The responsible driver always ensures that passengers belt up before hitting the road.
De verantwoordelijke chauffeur zorgt er altijd voor dat passagiers zich vastgordelen voordat ze wegrijden.
The mom reminded her kids to belt up before starting the car.
De moeder herinnerde haar kinderen eraan zich vast te klikken voordat ze de auto startten.



























