Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Sailing
01
zeilen, varen
the practice of riding a boat as a hobby
Voorbeelden
She spends her weekends sailing on the lake, enjoying the peace and tranquility of the water.
Ze brengt haar weekenden door met zeilen op het meer, genietend van de vrede en rust van het water.
The sailing team practiced every Saturday to prepare for the upcoming regatta.
Het zeilteam trainde elke zaterdag om zich voor te bereiden op de aanstaande regatta.
02
zeilen, navigatie
the work of a sailor
03
vertrek, uitvaren
the departure of a vessel from a port
04
zweefvliegen, glijden
the activity of flying a glider
Lexicale Boom
sailing
sail
