Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to banish
01
verbannen, uitwijzen
to force someone to leave a country, often as a form of punishment or to keep them away
Transitive: to banish sb
Voorbeelden
The king decided to banish the traitor from the kingdom for his treachery.
De koning besloot de verrader uit het koninkrijk te verbannen vanwege zijn verraad.
After the war, many defeated soldiers were banished from their homeland.
Na de oorlog werden veel verslagen soldaten verbannen uit hun vaderland.
02
verdrijven, verbannen
to force something out of one's mind or thoughts
Transitive: to banish a thought or feeling
Voorbeelden
After the breakup, he made a conscious effort to banish negative thoughts from his mind.
Na de breuk deed hij een bewuste poging om negatieve gedachten uit zijn geest te verdrijven.
She tried to banish all thoughts of failure from her mind and focus on the task at hand.
Ze probeerde alle gedachten aan falen uit haar hoofd te verbannen en zich te concentreren op de taak die voor haar lag.
03
verbannen, verdrijven
to expel or force someone to leave a home or familiar place
Transitive: to banish sb
Voorbeelden
After the argument with his parents, the teenager was banished from the family home and forced to live with relatives.
Na de ruzie met zijn ouders werd de tiener uit het familiehuis verbannen en gedwongen om bij familieleden te wonen.
The landlord threatened to banish the disruptive tenants from the apartment building.
De huisbaas dreigde de storende huurders uit het appartementencomplex te verbannen.
Lexicale Boom
banishment
banish



























