Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
puppy, jonge hond
a young dog, especially one that is less than a year old
Voorbeelden
The family adopted a playful puppy from the local shelter.
Het gezin adopteerde een speelse puppy uit het plaatselijke asiel.
Her Labrador puppy eagerly chased after the tennis ball in the backyard.
Haar Labrador-puppy joeg vol overgave achter de tennisbal aan in de achtertuin.
02
puppy, hondje
something that is considered cute, small, or endearing
Voorbeelden
That 's such a puppy of a gift, I love it!
Dat is zo'n puppy van een cadeau, ik hou ervan!
She brought out the puppy of a cake, and everyone gathered around to see it.
Ze haalde de puppy van de taart tevoorschijn, en iedereen kwam samen om het te zien.
Lexicale Boom
puppyish
puppylike
puppy
