Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to presume
01
veronderstellen, aannemen
to think that something is true based on probability or likelihood
Transitive: to presume that
Voorbeelden
Without clear evidence, she could only presume that the meeting would be rescheduled.
Zonder duidelijke bewijzen kon ze alleen maar vermoeden dat de vergadering zou worden verplaatst.
When the weather suddenly changed, they had to presume that the outdoor event might be canceled.
Toen het weer plotseling veranderde, moesten ze vermoeden dat het buitenevenement afgelast zou kunnen worden.
02
misbruiken, uitbuiten
to take advantage of someone or something for personal gain
Intransitive: to presume on sth | to presume upon sth
Voorbeelden
He presumed on his friend's kindness by constantly asking for favors.
Hij misbruikte de vriendelijkheid van zijn vriend door constant om gunsten te vragen.
She presumed upon their hospitality, staying far longer than she was invited.
Ze misbruikte hun gastvrijheid door veel langer te blijven dan ze was uitgenodigd.
03
veronderstellen, zich aanmatigen
to assume the right to do something, often in a way that is seen as disrespectful or overly bold
Transitive: to presume to do sth
Voorbeelden
He presumed to tell his boss how to do her job, which upset everyone in the office.
Hij vermaande zijn baas te vertellen hoe ze haar werk moest doen, wat iedereen op kantoor van streek maakte.
She presumed to speak for the group without asking for anyone's opinion.
Ze waagde het om namens de groep te spreken zonder iemands mening te vragen.
Lexicale Boom
presumable
presumption
presume



























