Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
feest, partij
an event where people get together and enjoy themselves by talking, dancing, eating, drinking, etc.
Voorbeelden
Everyone brought a dish to the potluck party.
Iedereen bracht een gerecht mee naar de potluck party.
I 'm looking forward to the office Christmas party this year.
Ik kijk uit naar het kerstfeest op kantoor dit jaar.
02
partij, politieke partij
an official political group with shared beliefs, goals, and policies aiming to be a part of or form a government
Voorbeelden
The political party held a rally to mobilize supporters and promote its platform ahead of the upcoming election.
De partij hield een rally om aanhangers te mobiliseren en haar platform te promoten voor de aanstaande verkiezingen.
Members of the party worked tirelessly to canvass neighborhoods and garner votes for their candidates.
De leden van de partij werkten onvermoeibaar om buurten af te gaan en stemmen te werven voor hun kandidaten.
Voorbeelden
The company hosted a party to celebrate the team's success.
Het bedrijf organiseerde een feest om het succes van het team te vieren.
A political party works to influence public policy and elections.
Een politieke partij werkt om het overheidsbeleid en verkiezingen te beïnvloeden.
04
partij, betrokken partij
one of the sides in a legal agreement or dispute
05
feest, partij
a group of people who are involved in an activity together for entertainment
to party
01
feesten
to celebrate or engage in lively and festive social activities, often with a group of people
Intransitive
Voorbeelden
Friends frequently party together to celebrate birthdays and special occasions.
Vrienden feesten vaak samen om verjaardagen en speciale gelegenheden te vieren.
After a successful project completion, colleagues may decide to party to unwind.
Na een succesvolle projectvoltooiing kunnen collega's besluiten om een feestje te houden om te ontspannen.



























