Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
paar, duo
a set of two matching items that are designed to be used together or regarded as one
Voorbeelden
She bought a new pair of earrings to match her evening gown.
Ze kocht een nieuw paar oorbellen om bij haar avondjurk te passen.
He could n't find a matching pair of socks in the laundry basket.
Hij kon geen passend paar sokken vinden in de wasmand.
02
paar
two items of the same kind
03
paar, koppel
two people considered as a unit
04
paar, tweetal
a poker hand with 2 cards of the same value
to pair
01
een paar vormen, paren
form a pair or pairs
02
paren, combineren
to connect or combine two objects, ideas, or people, often because they complement or work well together
Voorbeelden
She decided to pair her red scarf with a black dress for contrast.
Ze besloot haar rode sjaal te paren met een zwarte jurk voor contrast.
The chef expertly paired wine with each dish to enhance the flavors.
De chef heeft vakkundig wijn gekoppeld aan elk gerecht om de smaken te versterken.
03
paren, copuleren
engage in sexual intercourse
04
paren, koppelen
arrange in pairs
05
paren, een paar vormen
occur in pairs



























