Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
infected
01
besmet, geïnfecteerd
affected by a disease-causing agent, such as bacteria, viruses, or parasites
Voorbeelden
The doctor confirmed that she was infected with the flu virus.
De arts bevestigde dat ze besmet was met het griepvirus.
He was careful not to touch anything that might be infected.
Hij was voorzichtig om niets aan te raken dat besmet zou kunnen zijn.
02
geïnfecteerd, besmet
having been harmed by a computer virus
Voorbeelden
The computer got infected after opening a strange email.
De computer werd geïnfecteerd na het openen van een vreemde e-mail.
He had to fix the infected files to make his computer work again.
Hij moest de geïnfecteerde bestanden repareren om zijn computer weer aan de praat te krijgen.
Lexicale Boom
uninfected
infected
infect



























