Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Appliance
01
apparaat, huishoudelijk apparaat
a machine or piece of equipment, especially electrical equipment, such as washing machine, dishwasher, etc. that is used for a particular task
Voorbeelden
The kitchen is equipped with modern appliances like a dishwasher and microwave.
De keuken is uitgerust met moderne apparaten zoals een vaatwasser en magnetron.
She bought a new appliance to help with cleaning the floors.
Ze kocht een nieuw apparaat om te helpen met het schoonmaken van de vloeren.
02
apparaat, toestel
a device or control that is very useful for a particular job
Lexicale Boom
appliance
apply



























