Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Grocery
01
kruidenierswinkel, supermarkt
a store selling food and household items
Voorbeelden
She stopped by the grocery to pick up some vegetables.
Ze stopte bij de kruidenier om wat groenten op te halen.
The local grocery offers fresh produce and baked goods.
De lokale kruidenier biedt verse producten en gebakken goederen aan.
02
boodschappen, kruidenierswaren
(typically plural) food and other items, typically household goods, that we buy at a supermarket such as eggs, flour, etc.
Voorbeelden
She made a list of groceries to buy for the weekend.
Ze maakte een lijst van boodschappen om in het weekend te kopen.
I need to pick up some groceries on my way home from work.
Ik moet wat boodschappen ophalen op weg naar huis van mijn werk.



























