Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Grandchild
01
kleinkind, kleinzoon/kleindochter
your daughter or son's child
Voorbeelden
He takes his grandchild to the zoo and teaches them about different animals.
Hij neemt zijn kleinkind mee naar de dierentuin en leert ze over verschillende dieren.
Her grandchild lives in another country, but they video chat every week to stay in touch.
Zijn kleinkind woont in een ander land, maar ze videobellen elke week om in contact te blijven.
