Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to go away
[phrase form: go]
01
weggaan, vertrekken
to move from a person or place
Intransitive
Voorbeelden
Children often cry when their parents have to go away for work.
Kinderen huilen vaak wanneer hun ouders moeten weggaan voor werk.
The stray cat would n't go away despite our efforts to shoo it off.
De zwerfkat wilde niet weggaan, ondanks onze pogingen om hem weg te jagen.
02
weggaan, vertrekken
to temporarily leave one's home, typically for a vacation
Intransitive
Voorbeelden
They decided to go away for a week and relax at the beach.
Ze besloten een week weg te gaan en te ontspannen op het strand.
Families often go away during the summer to escape the city's heat.
Gezinnen gaan vaak weg tijdens de zomer om de hitte van de stad te ontvluchten.
03
verdwijnen, verdwijnen
to vanish or cease to exist
Intransitive
Voorbeelden
The magician made the rabbit go away in a puff of smoke.
De goochelaar liet het konijn in een wolk van rook verdwijen.
The mysterious footprints in the sand seemed to go away without a trace.
De mysterieuze voetafdrukken in het zand leken te verdwijnen zonder een spoor achter te laten.



























