Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to fuel
01
brandstof geven, voeden
to provide energy or power for a vehicle, etc.
Voorbeelden
He fueled the car by adding gasoline at the gas station.
Hij brandstofde de auto door benzine toe te voegen aan het tankstation.
She used a can of propane to fuel the grill for the outdoor barbecue.
Ze gebruikte een blik propaan om de grill voor de buiten barbecue van brandstof te voorzien.
02
voeden, aanwakkeren
to provide the energy or inspiration needed to drive or enhance a specific activity or process
Voorbeelden
The coach 's speech fueled the team's determination to win.
De toespraak van de coach voedde de vastberadenheid van het team om te winnen.
Her passion for art fueled her creativity.
Haar passie voor kunst voedde haar creativiteit.
03
aanwakkeren, brandstof toevoegen
to add material to a fire to make it burn more intensely
Voorbeelden
The campers fueled the bonfire with dry logs.
De kampeerders voedden het kampvuur met droge boomstammen.
He carefully fueled the stove to keep the cabin warm.
Hij heeft de kachel zorgvuldig gestookt om de hut warm te houden.
04
bijtanken, brandstof innemen
to take on fuel, typically referring to a ship or aircraft
Voorbeelden
The ship docked to fuel before continuing its journey.
Het schip meerde aan om bij te tanken voordat het zijn reis vervolgde.
The tanker stopped at the port to fuel for the long voyage.
De tanker stopte bij de haven om brandstof te tanken voor de lange reis.



























