Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
engel, goddelijke boodschapper
a spiritual and holy being with two white wings, believed to be a servant or agent of God
Voorbeelden
The painting showed an angel hovering over the newborn baby.
Het schilderij toonde een engel die boven de pasgeboren baby zweefde.
She believed her grandmother was her guardian angel.
Zij geloofde dat haar grootmoeder haar beschermengel was.
1.1
heilige, weldoener
a person renowned for their virtue, kindness, or saintly behavior
Voorbeelden
Mother Teresa was called an angel for her work with the poor.
Moeder Teresa werd een engel genoemd voor haar werk met de armen.
The nurse was an angel to the patients in the hospice.
De verpleegster was een engel voor de patiënten in het hospice.
02
business angel, engelinvesteerder
a person who provides financial backing for a business venture, typically in its early stages
Voorbeelden
The startup secured funding from an angel investor.
De startup heeft financiering veiliggesteld van een business angel.
Tech angels often mentor entrepreneurs they support.
Tech-engelen begeleiden vaak de ondernemers die ze steunen.
Lexicale Boom
angelic
angelical
angel



























