Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
either
01
of
used to introduce two choices or possibilities
Voorbeelden
Either wear a coat, or you'll catch a cold.
Trek een jas aan, of je krijgt het koud.
They 'll either play football, or they'll play basketball.
Ze zullen ofwel voetballen, of basketballen.
either
01
een van beide, ofwel de een ofwel de ander
one or the other of two things or people, no matter which
Voorbeelden
You can choose either option for dinner tonight; I'm fine with whatever you decide.
Je kunt een van beide opties kiezen voor vanavond; ik ben goed met wat je ook beslist.
Either candidate would make a great leader for the company; they both have impressive qualifications.
Elk van de kandidaten zou een geweldige leider voor het bedrijf zijn; ze hebben beide indrukwekkende kwalificaties.
02
elk van de twee
each of two
either
01
ook niet
used after negative statements to indicate a similarity between two situations or feelings
Voorbeelden
He does n’t like vegetables, and he does n’t like fruits either.
Hij houdt niet van groenten, en hij houdt ook niet van fruit.
I ca n’t go to the party tonight, and my friend ca n’t either.
Ik kan vanavond niet naar het feest gaan, en mijn vriend ook ook niet.
either
01
een van beide, welke dan ook
used to indicate one of two people or things, usually in the context of a choice between the two
Voorbeelden
There are two cafes downtown. We can meet at either.
Er zijn twee cafés in het centrum. We kunnen bij beide afspreken.
You can take either of the two buses to get to the airport.
Je kunt een van de twee bussen nemen om naar de luchthaven te gaan.



























