Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Economy
01
economie
the system in which money, goods, and services are produced or distributed within a country or region
Voorbeelden
The country 's economy grew rapidly due to investments in technology and infrastructure.
De economie van het land groeide snel door investeringen in technologie en infrastructuur.
High inflation rates can negatively impact an economy by reducing purchasing power and increasing costs.
Hoge inflatiepercentages kunnen een negatieve invloed hebben op een economie door de koopkracht te verminderen en de kosten te verhogen.
02
economie, kostenvermindering
an act of economizing; reduction in cost
Voorbeelden
They achieved economy by cutting unnecessary expenses.
Fuel economy is important for long road trips.
03
economie, zuinigheid
frugality in the expenditure of money or resources
04
economie, efficiënt gebruik van middelen
the efficient use of resources
05
economie, economische auto
something designed to prioritize cost-effectiveness and efficiency over luxury or performance
Voorbeelden
Economy cars are designed for drivers who want reliability without the hefty price tag.
Economische auto's zijn ontworpen voor bestuurders die betrouwbaarheid willen zonder het hoge prijskaartje.
Many people prefer an economy hotel for short stays because it's more affordable.
Veel mensen geven de voorkeur aan een budgethotel voor korte verblijven omdat het betaalbaarder is.
economy
01
economisch, zuinig
efficient or thrifty in its use of resources, often emphasizing cost savings or reduced waste
Lexicale Boom
economic
economics
economist
economy
