Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Cookie
01
koekje, biscuit
a sweet baked treat typically made with flour, sugar, and other ingredients like chocolate chips or nuts
Dialect
American
Voorbeelden
He enjoyed a soft and buttery shortbread cookie with a cup of tea.
Hij genoot van een zachte en boterachtige koekje met een kopje thee.
I had a gluten-free cookie that was just as delicious as the regular ones.
Ik had een glutenvrij koekje dat net zo lekker was als de gewone.
Voorbeelden
Websites use cookies to remember users' preferences and provide personalized experiences during their visits.
Websites gebruiken cookies om de voorkeuren van gebruikers te onthouden en gepersonaliseerde ervaringen te bieden tijdens hun bezoeken.
He cleared his browser 's cookies to ensure his online activities were n't being tracked by advertisers.
Hij heeft de cookies van zijn browser gewist om ervoor te zorgen dat zijn online activiteiten niet werden gevolgd door adverteerders.
03
a cook working on a ranch or at a camp
Voorbeelden
The cookie woke before dawn to prepare breakfast for the cowhands.
Everyone respected the old cookie who'd been feeding trail crews for decades.



























