Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
one day
01
op een dag, ooit
a time in the future, often implying hope or an uncertain expectation that something will happen at some point
Voorbeelden
One day, we'll look back at these times and laugh.
Op een dag zullen we terugkijken op deze tijden en lachen.
One day, I hope to travel around the world.
Ooit hoop ik de wereld rond te reizen.
1.1
op een dag, eens
an unspecified or indeterminate time in the past, often used to introduce a past event or experience
Voorbeelden
One day, I found a letter from my old friend hidden in a drawer.
Op een dag vond ik een brief van mijn oude vriend verborgen in een la.
We decided to take a road trip with no particular destination in mind one day.
We besloten op een dag een roadtrip te maken zonder een specifieke bestemming in gedachten.



























