Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Family life
01
gezinsleven, leven in het gezin
the everyday experiences and activities of a person who is married and has children
Voorbeelden
Their family life involves frequent gatherings and holiday celebrations.
Hun gezinsleven omvat frequente bijeenkomsten en vakantievieringen.
He adjusts his work schedule to better fit with his family life.
Hij past zijn werkschema aan om beter aan te sluiten bij zijn gezinsleven.



























