Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
they
01
zij
(subjective third-person plural pronoun) used when referring to the things or people that were already mentioned
Voorbeelden
They are coming to visit us next week.
Zij komen ons volgende week bezoeken.
Do you know where they went after the party?
Weet jij waar zij na het feest heen zijn gegaan?
02
zij, die
used to refer to people in a general, unspecified manner, or to discuss hypothetical situations or scenarios
Voorbeelden
When someone is feeling stressed, they may find it helpful to practice relaxation techniques.
Wanneer iemand zich gestrest voelt, kunnen zij het nuttig vinden om ontspanningstechnieken te beoefenen.
When people face challenges, they often discover hidden strengths within themselves.
Wanneer mensen uitdagingen tegenkomen, ontdekken ze vaak verborgen krachten in zichzelf.



























