Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
this
01
deze, dit
used when referring to a person or thing that was recently mentioned or one that is close in space or time
Voorbeelden
I saw a book on the table; this was the one I wanted to read.
Ik zag een boek op tafel; dit was degene die ik wilde lezen.
Cooking requires careful attention to detail; this is especially important when baking.
Koken vereist zorgvuldige aandacht voor detail; dit is vooral belangrijk bij het bakken.
this
01
deze, dit
used to refer to an object or person that is physically close to us
Voorbeelden
Do you know the name of this song?
Weet je de naam van dit liedje?
I need this key to open the door.
Ik heb deze sleutel nodig om de deur te openen.
02
deze, dit
used to refer to a specific moment or period that is near in time to the present
Voorbeelden
Let 's enjoy this moment together.
Laten we samen van dit moment genieten.
I 'll finish the report by the end of this week.
Ik zal het rapport tegen het einde van deze week afmaken.



























