Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
could
01
kon, konden
used as the past tense of ‘can’
Voorbeelden
When I was younger, I could run faster.
Toen ik jonger was, kon ik sneller rennen.
Yesterday, I could see the stars clearly in the night sky.
Gisteren kon ik de sterren duidelijk zien aan de nachtelijke hemel.
02
Zou je, Zou u
used to ask if one can do something
Transitive
Voorbeelden
Could you please pass me the salt?
Zou u me alstublieft het zout kunnen aangeven?
Could you help me with my homework?
Zou je me kunnen helpen met mijn huiswerk?
03
zou kunnen, kon
used to show the possibility of something happening or being the case
Transitive
04
zou kunnen, zou kunnen
used to present an offer or recommendation
Transitive



























