Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
vivace
01
levendig, op een levendige manier
(music) in a lively and animated manner
Voorbeelden
The musicians played vivace, moving their bows swiftly across the strings.
De muzikanten speelden vivace, waarbij ze hun strijkstokken snel over de snaren bewogen.
The pianist performed the piece vivace, with fingers flying across the keys.
De pianist voerde het stuk vivace uit, met vingers die over de toetsen vlogen.
vivace
01
levendig, vlot
denoting a lively and brisk tempo
Voorbeelden
She performed the sonata's vivace section with nimble fingers and a joyful expression.
Ze speelde het vivace-gedeelte van de sonate met vlugge vingers en een vrolijke uitdrukking.
The conductor led the orchestra through the vivace passage with dynamic gestures, eliciting vibrant music from the ensemble.
De dirigent leidde het orkest door het vivace gedeelte met dynamische gebaren, wat levendige muziek uit het ensemble opleverde.
Vivace
01
een levendig stuk, een snelle muziek
a lively piece of music that is fast-paced



























