Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
visum
an official mark on someone's passport that allows them to enter or stay in a country
Voorbeelden
He applied for a tourist visa to visit his friend in France for the summer.
Hij heeft een toeristenvisum aangevraagd om in de zomer zijn vriend in Frankrijk te bezoeken.
She obtained a work visa to live and work in Australia for a year.
Ze kreeg een werkvisum om een jaar in Australië te wonen en werken.
to visa
01
viseren
provide (a passport) with a visa
02
officieel goedkeuren, viseren
approve officially



























