Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
supple
01
soepel, buigzaam
slender and flexible, able to bend or move smoothly and with elegance
Voorbeelden
The dancer 's supple movements held the audience spellbound.
De soepele bewegingen van de danseres hielden het publiek geboeid.
Her supple frame allowed her to master complex yoga poses.
Haar soepele gestel stelde haar in staat complexe yogahoudingen onder de knie te krijgen.
02
soepel, buigzaam
physically capable of bending, stretching, or moving freely without stiffness
Voorbeelden
Regular stretching kept the athlete's muscles supple.
Regelmatig rekken hield de spieren van de atleet soepel.
The leather was soft and supple to the touch.
Het leer was zacht en soepel om aan te raken.
03
soepel, aanpasbaar
easily adaptable in attitude, approach, or thinking
Voorbeelden
Her supple mind embraced new ideas quickly.
Haar flexibele geest omarmde snel nieuwe ideeën.
He showed a supple approach to solving problems.
Hij toonde een flexibele aanpak voor het oplossen van problemen.
to supple
01
soepel maken, zacht maken
to make something soft, pliable, and able to bend or move easily without breaking
Transitive: to supple sth
Voorbeelden
The craftsman suppled the leather before shaping it into a bag.
De ambachtsman maakte het leer soepel voordat hij het tot een tas vormde.
She used oil to supple the old saddle.
Ze gebruikte olie om het oude zadel soepel te maken.
Lexicale Boom
suppleness
supple



























