Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Structure
01
structuur, bouwwerk
anything that is built from several parts, such as a house, bridge, etc.
Voorbeelden
The Eiffel Tower in Paris is an iconic structure made of iron lattice.
De Eiffeltoren in Parijs is een iconische structuur gemaakt van ijzeren roosterwerk.
Engineers design the structure of skyscrapers to withstand wind and seismic forces.
Ingenieurs ontwerpen de structuur van wolkenkrabbers om wind- en seismische krachten te weerstaan.
02
structuur
the manner in which the parts of something are arranged, connected, or organized
03
structuur, organisatie
the complex composition of knowledge as elements and their combinations
04
structuur, orgaan
a part of a living organism that is made up of cells and is designed to perform a specific function
Voorbeelden
The heart is an important structure in the human body.
Het hart is een belangrijke structuur in het menselijk lichaam.
The plant 's root structure anchors it to the soil and absorbs water.
De wortelstructuur van de plant verankert hem in de grond en absorbeert water.
05
structuur, organisatie
the people in a society considered as a system organized by a characteristic pattern of relationships
to structure
01
structureren, organiseren
to organize something in a systematic way, often by giving it a specific form or framework
Transitive: to structure sth
Voorbeelden
The architect structured the building design to optimize space and functionality.
De architect structureerde het gebouwontwerp om ruimte en functionaliteit te optimaliseren.
The engineer frequently structures plans for construction projects to ensure safety and stability.
De ingenieur structureert vaak plannen voor bouwprojecten om veiligheid en stabiliteit te waarborgen.
Lexicale Boom
microstructure
substructure
understructure
structure
