Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
strandloper, snip
a small shorebird belonging to the sandpiper family, known for their delicate build, short legs, and rapid movements along mudflats and shorelines
Voorbeelden
The stint darted across the tidal flat in search of insects.
De strandloper schoot over de waddenvlakte op zoek naar insecten.
Birdwatchers spotted a least stint among the migrating flock.
Vogelaars spotten een kleine strandloper tussen de migrerende zwerm.
02
periode, termijn
a specific duration or period during which an individual is engaged in a particular task or activity
Voorbeelden
After completing his stint as an intern at the law firm, James was offered a full-time position.
Na het voltooien van zijn stageperiode als stagiair bij het advocatenkantoor, kreeg James een fulltime aanbod.
Sheila 's stint as a volunteer at the animal shelter helped her gain valuable experience in animal care.
Sheila's tijd als vrijwilliger in het dierenasiel hielp haar waardevolle ervaring op te doen in de verzorging van dieren.
to stint
01
zich beperken, karig leven
to live with and manage on a very small or limited amount of money, food, or resources
Intransitive: to stint on sth
Voorbeelden
After losing his job, he had to stint on a small monthly allowance.
Na het verlies van zijn baan moest hij bezuinigen op een kleine maandelijkse toelage.
During the war, many families learned to stint on limited food supplies.
Tijdens de oorlog leerden veel families zuinig te zijn met de beperkte voedselvoorraden.
02
krenteren, beperken
to give, provide, or allow only a small or limited amount of something
Transitive: to stint sb/sth
Voorbeelden
The company stinted its employees on bonuses this year.
Het bedrijf krenterde op de bonussen voor zijn werknemers dit jaar.
Do n't stint your praise when someone does a good job.
Knibbel niet met lof wanneer iemand goed werk verricht.



























