spook
spook
spuk
spook
British pronunciation
/spˈuːk/

Definitie en betekenis van "spook"in het Engels

to spook
01

doen schrikken, bang maken

to startle or frighten someone suddenly
Transitive: to spook a person or animal
to spook definition and meaning
example
Voorbeelden
The sudden noise from the door slamming spooked the cat, causing it to jump.
Het plotselinge geluid van de deur die dichtsloeg verraste de kat, waardoor hij sprong.
The eerie silence in the abandoned house spooked the group of friends exploring it.
De griezelige stilte in het verlaten huis deed de groep vrienden die het verkenden schrikken.
01

spook, geest

a mental representation of some haunting experience
02

iemand onaangenaam vreemd of excentriek, een vreemde en onaangename kerel

someone unpleasantly strange or eccentric
LanGeek
Download de App
langeek application

Download Mobile App

stars

app store