Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
wezen, schepsel
a living thing, such as a tree, human, animal, etc.
Voorbeelden
Every being plays a role in its ecosystem, contributing to the balance of nature.
Elk wezen speelt een rol in zijn ecosysteem en draagt bij aan het evenwicht van de natuur.
Trees are living beings that provide oxygen and shelter for many species.
Bomen zijn levende wezens die zuurstof en onderdak bieden aan vele soorten.
02
zijn, bestaan
the state of existing
Voorbeelden
The philosophy class explored the concept of being and what it means to truly exist.
De filosofieles onderzocht het concept van zijn en wat het betekent om echt te bestaan.
Many people find comfort in meditation, as it helps them focus on their state of being.
Veel mensen vinden troost in meditatie, omdat het hen helpt zich te concentreren op hun staat van zijn.
being
01
omdat, aangezien
used to introduce a reason, cause, or explanation for the main clause
Voorbeelden
Being as he was feeling unwell, he decided to stay home.
Omdat hij zich niet lekker voelde, besloot hij thuis te blijven.
Being that she had prior commitments, she could n't attend the party.
Omdat ze al verplichtingen had, kon ze niet naar het feestje komen.
Lexicale Boom
nonbeing
being
