Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to sleep
01
slapen, rusten
to rest our mind and body, with our eyes closed
Intransitive
Voorbeelden
After a long day of work, I like to relax and sleep to recharge my energy.
Na een lange dag werken, vind ik het fijn om te ontspannen en te slapen om mijn energie op te laden.
I need to sleep early tonight because I have an important meeting tomorrow.
Ik moet vanavond vroeg slapen omdat ik morgen een belangrijke vergadering heb.
02
herbergen, onderdak bieden
to provide lodging or a place to spend the night for a specified number of people
Transitive: to sleep a number of people
Voorbeelden
The hotel can sleep up to 200 guests in its various rooms and suites.
Het hotel kan tot 200 gasten herbergen in zijn verschillende kamers en suites.
The campsite is designed to sleep 50 people, with tents and shelters provided.
De camping is ontworpen om 50 mensen te herbergen, met tenten en onderkomens die worden aangeboden.
01
slaap, slapen
the natural state of resting that involves being unconscious, particularly for several hours every night
Voorbeelden
Adequate sleep is essential for maintaining good physical and mental health.
Voldoende slaap is essentieel voor het behoud van een goede lichamelijke en geestelijke gezondheid.
She fell into a deep sleep after a long day at work.
Ze viel in een diepe slaap na een lange dag werken.
02
slaperigheid, verdoving
a torpid state resembling deep sleep
03
eeuwige slaap, eeuwige rust
euphemisms for death (based on an analogy between lying in a bed and in a tomb)
04
slaap
a period of time spent sleeping
Lexicale Boom
oversleep
sleeper
sleeping
sleep



























