Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
rog, gewone rog
a large marine fish related to the ray family with a diamond shape and a tail
02
schaats, rolschaats
a type of shoe with two pairs of small wheels attached to the bottom, for moving on a hard, flat surface
Voorbeelden
She laced up her skates and glided across the rink.
Ze bond haar schaatsen vast en gleed over de ijsbaan.
He bought a new pair of skates for the roller derby.
Hij kocht een nieuw paar schaatsen voor de roller derby.
to skate
01
schaatsen
to move on ice or other smooth surfaces using ice skates, roller skates, or a skateboard
Intransitive
Voorbeelden
In winter, people often skate on frozen lakes or outdoor ice rinks.
In de winter schaatsen mensen vaak op bevroren meren of buitenijsbanen.
Roller derby players skillfully skate around the track during competitive matches.
Roller derby-spelers schaatsen behendig rond de baan tijdens competitieve wedstrijden.
02
ontsnappen, eronderuit komen
to get away with something, or be acquitted of a crime despite being guilty
Voorbeelden
He managed to skate even though everyone knew he did it.
Hij slaagde erin om ervanaf te komen ook al wist iedereen dat hij het had gedaan.
She always skates after minor offenses.
Ze ontsnapt altijd na kleine overtredingen.



























