Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Sister
01
zus, zusje
a lady who shares a mother and father with us
Voorbeelden
My dad has two sisters, both of whom are older than him.
Mijn vader heeft twee zussen, beide ouder dan hij.
She and her sister look very similar, but they have very different personalities.
Zij en haar zus lijken erg op elkaar, maar ze hebben heel verschillende persoonlijkheden.
02
zuster, non
(Roman Catholic Church) a title given to a nun (and used as a form of address)
03
zus, vrouwelijk lid
a female person who is a fellow member of a sorority or labor union or other group
04
hoofdverpleegkundige
a nurse who is in charge of a hospital ward
Dialect
American
American
