Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
shopping center
/ˈʃɑpɪŋ ˈsɛntɚ/
/ˈʃɒpɪŋ ˈsɛntə/
Shopping center
Voorbeelden
She took the bus to the shopping center.
Ze nam de bus naar het winkelcentrum.
The largest store in the shopping center is the department store.
De grootste winkel in het winkelcentrum is het warenhuis.



























