Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
heerser, leider
a person who controls or leads a country, territory, or group of people
Voorbeelden
The ruler of the kingdom made decisions that affected all its citizens.
De heerser van het koninkrijk nam beslissingen die alle burgers beïnvloedden.
She was known as a fair ruler who listened to her people's concerns.
Ze stond bekend als een eerlijke heerser die naar de zorgen van haar volk luisterde.
02
liniaal, meetlat
a straight, flat tool typically made of wood, plastic, or metal, used for measuring and drawing straight lines
Voorbeelden
The student used a ruler to draw precise lines on the graph paper.
De student gebruikte een liniaal om precieze lijnen te tekenen op het grafiekpapier.
He measured the length of the board using a ruler before cutting it.
Hij mat de lengte van de plank met een liniaal voordat hij hem sneed.
Lexicale Boom
rulership
ruler
rule



























