Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Relation
01
verwant, familielid
a person who is related to someone by blood or marriage
Voorbeelden
Grandma always hosts family gatherings for all our relations.
Oma organiseert altijd familiebijeenkomsten voor al onze familieleden.
She's my cousin; we're relations through our fathers.
Ze is mijn nicht; we zijn familie via onze vaders.
02
relatie, verbinding
the way two or multiple things or people are connected
Voorbeelden
The relation between diet and health is well-documented in scientific research.
De relatie tussen voeding en gezondheid is goed gedocumenteerd in wetenschappelijk onderzoek.
There is a strong relation between hard work and success in most fields of study.
Er is een sterke relatie tussen hard werken en succes in de meeste studiegebieden.
03
seksuele relatie, geslachtsgemeenschap
sexual activity between individuals, especially the insertion of a man's penis into a woman's vagina until orgasm and ejaculation occur
04
relaties, verbindingen
(usually plural) the mutual interactions or connections established between individuals or groups
05
relatie, terugwerkende kracht
(law) the principle that an act done at a later time is deemed by law to have occurred at an earlier time
06
relatie, vertelling
an act of narration
Lexicale Boom
relational
relationship
relation
relate
rel
