Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to bargain
01
afdingen, onderhandelen
to negotiate the terms of a contract, sale, or similar arrangement for a better agreement, price, etc.
Intransitive
Transitive: to bargain for a better deal
Voorbeelden
The customers decided to bargain with the vendor to get a better price for the antique furniture.
De klanten besloten met de verkoper te onderhandelen om een betere prijs voor het antieke meubilair te krijgen.
During the salary negotiation, the employee bargained for additional benefits to be included in the employment package.
Tijdens de salarisonderhandeling onderhandelde de werknemer voor extra voordelen die in het arbeidspakket moesten worden opgenomen.
Bargain
01
koopje, aanbieding
an item bought at a much lower price than usual
Voorbeelden
She found a great bargain on shoes during the sale.
Ze vond een geweldige koopje op schoenen tijdens de uitverkoop.
The jacket was a real bargain at half the original price.
De jas was een echt koopje voor de helft van de oorspronkelijke prijs.
02
overeenkomst, koopje
an agreement between two people or a group of people, based on which they do something particular for one another
Voorbeelden
After hours of negotiation, they finally reached a bargain that satisfied both parties.
Na uren van onderhandeling bereikten ze eindelijk een overeenkomst waar beide partijen tevreden mee waren.
The employees made a bargain with management to receive additional vacation days in exchange for increased productivity.
De werknemers sloten een overeenkomst met het management om extra vakantiedagen te ontvangen in ruil voor verhoogde productiviteit.
Lexicale Boom
bargainer
bargaining
bargain



























