Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to razz
01
plagen, stangen
to tease in a playful manner
Transitive: to razz sb
Voorbeelden
The siblings razzed each other about their embarrassing childhood memories.
De broers en zussen plaagden elkaar over hun gênante jeugdherinneringen.
Friends often razz each other about their sports teams' performances.
Vrienden plagen elkaar vaak over de prestaties van hun sportteams.
01
schreeuw van ontevredenheid, geluid dat minachting uitdrukt
a cry or noise made to express displeasure or contempt
02
een variant van seven-card stud poker, waarbij de laagste vijfkaartshand de pot wint
a variation of seven-card stud poker, where the lowest five-card hand wins the pot
Lexicale Boom
razzing
razz



























