Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to prognosticate
01
voorspellen, prognosticeren
to predict something in advance
Transitive: to prognosticate a future event
Voorbeelden
The weather forecasters prognosticated heavy rainfall for the weekend.
De weersvoorspellers prognosticeerden zware regenval voor het weekend.
Economists prognosticated a downturn in the economy based on current trends.
Economen prognosticeerden een neergang in de economie op basis van huidige trends.
02
voorspellen, prognosticeren
to foreshadow or signal something before it happens
Transitive: to prognosticate sth
Voorbeelden
The early data prognosticated a strong performance for the new product.
De vroege gegevens voorspelden een sterke prestatie voor het nieuwe product.
The dark clouds in the sky prognosticated an afternoon storm.
De donkere wolken aan de hemel voorspelden een middagstorm.
Lexicale Boom
prognostication
prognosticative
prognosticator
prognosticate
prognostic
