Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
nervous
01
zenuwachtig, ongerust
worried and anxious about something or slightly afraid of it
Voorbeelden
She was nervous about traveling alone for the first time, feeling uneasy about navigating unfamiliar places.
He glanced at me, clearly nervous, as he prepared to confess.
Hij keek naar me, duidelijk zenuwachtig, terwijl hij zich voorbereidde om te bekennen.
02
zenuwachtig, bezorgd
tending to easily get worried or frightened about things
Voorbeelden
The nervous cat hid under the couch when visitors arrived.
De zenuwachtige kat verstopte zich onder de bank toen er bezoekers arriveerden.
The nervous child clung to their parent's leg in the unfamiliar environment.
Het zenuwachtige kind klampte zich vast aan het been van de ouder in de onbekende omgeving.
03
zenuwachtig, neurotisch
relating to the body's network of nerves or the physiological responses linked to them, often causing anxiety or physical reactions
Voorbeelden
The nervous system controls the body's movements and sensations.
Het zenuwstelsel regelt de bewegingen en sensaties van het lichaam.
She felt a nervous twitch in her eye during the stressful meeting.
Ze voelde een zenuwachtige trilling in haar oog tijdens de stressvolle vergadering.
Lexicale Boom
nervously
nervousness
nervous
nerve



























