Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to mourn
01
rouwen, in rouw zijn
to feel deeply sad usually due to someone's death
Transitive: to mourn a person or their death
Voorbeelden
The community came together to mourn beloved elder.
De gemeenschap kwam samen om de geliefde oudere te rouwen.
She continued to mourn the loss of her spouse for several months.
Ze bleef enkele maanden lang rouwen om het verlies van haar echtgenoot.
02
rouwen, treuren
to experience sorrow or sadness due to the loss, absence, or end of something significant
Transitive: to mourn an event
Voorbeelden
They mourned the closure of the local bookstore, which had been a community hub.
Ze rouwden om de sluiting van de plaatselijke boekhandel, die een gemeenschapshub was geweest.
The team mourned their defeat in the championship game, knowing how hard they had worked.
Het team rouwde om hun nederlaag in de kampioenswedstrijd, wetende hoe hard ze hadden gewerkt.
Lexicale Boom
mourner
mournful
mourning
mourn



























