Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Voorbeelden
The electric motor powered the conveyor belt in the factory.
De elektrische motor dreef de transportband in de fabriek aan.
He repaired the motor in his car to improve its performance.
Hij repareerde de motor in zijn auto om de prestaties te verbeteren.
02
motor, aandrijving
a nonspecific agent that imparts motion
to motor
01
rijden, verplaatsen
to move or travel using a motor or engine-powered vehicle
Voorbeelden
She motored to work every day in her reliable car.
Ze motoriseerde elke dag naar haar werk in haar betrouwbare auto.
The boat motored smoothly across the lake.
De boot met motor gleed soepel over het meer.
01
motorisch, motor-
(anatomy) connected with the neurons that control the muscle movements
02
motor, gemotoriseerd
causing or able to cause motion
Lexicale Boom
motorial
motorist
motorize
motor



























