Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
great grandfather
/ɡɹˈeɪt ɡɹˈændfɑːðɚ/
/ɡɹˈeɪt ɡɹˈandfɑːðə/
Great grandfather
01
overgrootvader, betovergrootvader
the man who is the grandfather of either of one's parents
Voorbeelden
My great-grandfather was born over a century ago.
Mijn overgrootvader werd meer dan een eeuw geleden geboren.
She found an old photo of her great-grandfather.
Ze vond een oude foto van haar overgrootvader.



























