Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
glas, beker
a container that is used for drinks and is made of glass
Voorbeelden
Sarah enjoyed her milkshake in a thick glass with a straw.
Sarah genoot van haar milkshake in een dik glas met een rietje.
She poured orange juice into a clear glass.
Ze schonk sinaasappelsap in een doorzichtig glas.
02
glas, ruit
a hard material that is often clear and is used for making windows, bottles, etc.
Voorbeelden
She drank water from a glass bottle to reduce plastic waste.
Ze dronk water uit een glazen fles om plastic afval te verminderen.
The skyscraper 's walls were made entirely of tinted glass.
De muren van de wolkenkrabber waren volledig gemaakt van getint glas.
03
spiegel, glas
a mirror; usually a ladies' dressing mirror
04
glas, inhoud van een glas
the quantity a glass will hold
05
verrekijker, kleine telescoop
a small refracting telescope
06
glas, kristal
an amphetamine derivative (trade name Methedrine) used in the form of a crystalline hydrochloride; used as a stimulant to the nervous system and as an appetite suppressant
07
glaswerk
glassware collectively
to glass
01
verglazen, glasachtig worden
become glassy or take on a glass-like appearance
02
in een glas gieten, in een glazen container doen
put in a glass container
03
beglazen, omringen met glas
enclose with glass
04
observeren met een verrekijker, scannen met een verrekijker
scan (game in the forest) with binoculars
05
beglazen, voorzien van glas
furnish with glass
Lexicale Boom
glassless
glassy
glass



























