Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to fluff
01
pluizen, zacht maken
to make something soft and puffy, often by shaking or arranging it for added volume
Transitive: to fluff sth
Voorbeelden
After washing and drying, the towel was fluffed to make it soft and absorbent.
Na het wassen en drogen werd de handdoek opgepluisd om hem zacht en absorberend te maken.
She used a wide-toothed comb to fluff her curls and add volume.
Ze gebruikte een kam met wijde tanden om haar krullen te pluizen en volume toe te voegen.
02
mislukken volledig, verknoeien
to completely fail at doing or achieving something
Transitive: to fluff a task or activity
Voorbeelden
Despite hours of preparation, the candidate fluffed his interview by stumbling over basic questions.
Ondanks uren van voorbereiding, mislukte de kandidaat zijn interview door te struikelen over basisvragen.
She fluffed her chance to impress the director during the audition by forgetting her lines.
Ze verprutste haar kans om de regisseur te imponeren tijdens de auditie door haar teksten te vergeten.
01
dons, licht
any light downy material
02
flater, vergeten van tekst
a blunder (especially an actor's forgetting the lines)
03
onbenulligheid, bagatel
something of little value or significance
04
a lesbian who presents herself in a feminine way
Voorbeelden
That fluff wore a cute dress and bright lipstick.
Die fluff droeg een schattige jurk en fel lippenstift.
Everyone knew she 's a fluff from her soft, feminine style.
Iedereen wist dat ze een fluff was van haar zachte, vrouwelijke stijl.



























