Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to find out
[phrase form: find]
01
uitvinden, ontdekken
to get information about something after actively trying to do so
Transitive: to find out information
Voorbeelden
They are trying to find out who won the award last night.
Ze proberen uit te vinden wie gisteravond de prijs heeft gewonnen.
Do you know when the meeting starts? - I'm not sure, but I'll find it out and let you know.
Weet jij wanneer de vergadering begint? - Ik weet het niet zeker, maar ik zal het uitzoeken en het je laten weten.
02
ontdekken, te weten komen
to discover or become aware of a piece of information or a fact
Intransitive: to find out about sth
Transitive: to find out that
Voorbeelden
He found out about the surprise party when he overheard his friends talking about it.
Hij kwam erachter over het verrassingsfeestje toen hij zijn vrienden erover hoorde praten.
He found out about the promotion through an email from his boss.
Hij hoorde over de promotie via een e-mail van zijn baas.
03
ontdekken, ontmaskeren
to discover the unpleasant or hidden truth about someone, often revealing their deceptive or dishonest behavior
Transitive: to find out a person or their actions
Voorbeelden
After years of suspicion, they finally found out his true identity as a fraud.
Na jaren van verdenking hebben ze eindelijk zijn ware identiteit als fraudeur ontdekt.
They suspected him of cheating, and eventually, they found him out.
Ze verdachten hem van vals spelen, en uiteindelijk hebben ze hem ontdekt.
