Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to empower
01
machtigen, bekrachtigen
to give someone the power or authorization to do something particular
Transitive: to empower sb
Voorbeelden
The manager sought to empower the team by delegating decision-making authority.
De manager probeerde het team te bevoegdheden door beslissingsbevoegdheid te delegeren.
The new policy was designed to empower employees to contribute innovative ideas.
Het nieuwe beleid was ontworpen om werknemers te empoweren om innovatieve ideeën bij te dragen.
02
bekrachtigen, versterken
to give someone the ability, strength, or confidence to take control or make decisions independently
Transitive: to empower sb
Voorbeelden
The mentor ’s advice helped empower her to pursue her career goals.
Het advies van de mentor hielp haar te empoweren om haar carrièredoelen na te streven.
The organization aims to empower women by providing education and resources.
De organisatie streeft ernaar vrouwen te empoweren door onderwijs en middelen te bieden.



























