Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Embryo
01
embryo, foetus
an unhatched or unborn offspring in the process of development, especially a human offspring roughly from the second to the eighth week after fertilization
Voorbeelden
During the first trimester, the human embryo undergoes rapid cell division and differentiation to form essential organs.
Tijdens het eerste trimester ondergaat het menselijke embryo snelle celdeling en differentiatie om essentiële organen te vormen.
The ultrasound showed the tiny heartbeat of the embryo, indicating a healthy early stage of pregnancy.
De echo liet de kleine hartslag van het embryo zien, wat duidt op een gezonde vroege fase van de zwangerschap.
02
embryo, kiem
the young, undeveloped plant nestled inside a seed or the archegonium of ferns and mosses
Voorbeelden
When you slice open a bean seed, you can spot the embryo coiled between its two seed leaves.
Wanneer je een bonenzaad opensnijdt, kun je het embryo ontdekken dat tussen zijn twee zaadlobben is opgerold.
Under the microscope, the fern archegonium reveals an embryo ready to grow a new frond.
Onder de microscoop onthult het archegonium van de varen een embryo dat klaar is om een nieuwe bladvorm te ontwikkelen.
Lexicale Boom
embryology
embryo



























